
Maand vier. En ze zijn nog steeds zot van hun zusje. Ze willen haar voor niets anders ruilen – zelfs niet voor alle snoep of alle cadeautjes van de wereld.
‘Ik vind haar zo leuk, lief, stoer en sterk’, zegt kleine grote broer met putjes in zijn lachkaakjes. ‘Zo leuk omdat we veel plezier hebben samen. Zo lief omdat ik haar altijd mag knuffelen en kussen. Zo stoer omdat ze niet bang is als wij naar haar grommen. En zo sterk omdat ze zich al goed rechttrekt.’
Dat ‘altijd knuffelen en kussen’ doen ze vaak – ze kan hen nu nog niet wegduwen natuurlijk. Ook vaak iets te wild – mijn beschermingshormonen (als dat al bestaat) schieten vaak de hoogte in, ook soms iets te wild.
Het is wel mooi om te zien. Hoe zij naar haar kijken. Hoe zij naar hen kijkt. En ik naar hen allemaal.
Vandaag gaven ze haar elk voor het eerst een flesje. Zo trots dat ze waren – hun ogen blonken harder dan de zeverbelletjes rond Dot haar mond. Ze namen ook spontaan foto’s van elkaar om dit moment te vereeuwigen in de familieboeken – als die ooit eens gemaakt geraken.
Kleine Dot dronk haar flesje helemaal leeg en onze harten helemaal vol 🤍.
