
Oops, I did it again. De zoveelste avondspits waarin ik mijn geduld verlies. Oké, ik ben intussen 38 weken zwanger en heb een korter lontje. En tegelijk is dat niet het probleem.
Ik wil er zó graag kunnen zijn voor mijn kinderen. Om de dag goed af te sluiten. Om de laatste gedachten te horen die door de gangen van hun hoofd dwalen. Om hen licht en geliefd de donkere nacht in te sturen.
Tegelijk wil ik zó graag op tijd terug beneden zijn. Wat rust en ruimte voor mezelf, voor mij en mijn lief. Even geen moeder zijn, na een volle dag aanstaan. Het lukt me moeilijk om die modus af te zetten als ze in de buurt zijn. Een deel van mij leeft in hen. Er loopt een stukje van mijn vlees en bloed rond buiten mijn lijf. Altijd verbonden met een onzichtbare draad. Ik voel ze trekken, zelfs al ze niets zeggen of vragen of doen.
Zij voelen het ook trekken als mijn draad gespannen staat. Dat gebeurt (te) vaak. Zeker aan het einde van een week vakantie én een derde zwangerschap. Maar zeker ook omdat ik (te) vaak zelf niet voel hoe gespannen mijn draad staat. Hoe vaak ik over mijn grenzen ga. Omdat ik niet wat ik nodig heb. Omdat ik niet voel wat er speelt in mijn eigen lijf. Om te observeren waar spanning zit. Om te landen in wat ik nodig heb. En daar zelf verantwoordelijkheid voor te nemen.
Vertragen.
V e r t r a g e n .
V e r t r a g e n .
Als dat lukt, brengt het vaak iets. Zoals vanavond. Mijn jongste zoon barstte van boosheid en frustratie. Ik voelde de draad trekken en trok terug, gooide er mijn ergernissen bovenop. Hij protesteerde, rebelleerde, wilde niet in bed gaan liggen. Ik dreigde, manipuleerde, negeerde zijn en mijn gevoel. We trokken beiden aan het kortste eind van onze kwaadheid, zaten te dicht op elkaars vel.
Ik besloot even afstand te nemen. Liet wat spanning van mij afglijden. Voelde ruimte ontstaan om hem op te vangen. Hij gooide lelijke woorden en boze blikken mijn richting uit. Mijn draad hing slap genoeg om ze op te vangen, niet terug te katapulteren. Ik omwikkelde ze met liefde. Voelde zijn spanning ook zakken.
Het werd stil. Tot hij zachtjes zei: ‘Ik ben bang dat er boeven binnen gaan komen.’ Hij voelde zich weer veilig bij mij.