moederschap/persoonlijk

Brief aan mijn ongeboren dochter

Wat ben ik benieuwd. Naar hoe je eruit ziet. Naar jouw ogen en mond, neus en kont. Naar jouw armen en benen, vingers en tenen. Naar jouw hele zijn. Naar wie je bent. Naar hoe het gaat zijn. Met jou erbij. Een nieuwe ‘wij’.

Wat ben ik bang. Niet dat ik je niet graag zal zien. De liefde voor mijn kinderen is onvoorwaardelijk en eindeloos. Die voor mezelf iets minder, al zet ik stapjes. Het voelt als een uitdagende spreidstand. Hoe vul ik jou met warme liefde als mijn eigen vat te leeg is? Hoe wieg ik jou veilig in slaap als ik zelf niet meer rechtop kan staan? Hoe toon ik jou dat je genoeg bent zoals je bent als ik dat van mezelf nog niet geloof? Ik wil graag genoeg zijn. Voor jou. Voor mij. Met alles wat er is en niet is. Ik wil geven uit overvloed. Leven uit overvloed. Vanuit die volle buik waar zoveel puurheid groeit.

Wat ben ik boos. Dat ik dit niet kan voorleven voor jou. Nóg niet. Al ben ik langzaam op weg. Net als jouw oma, mijn moeder. We schudden aan gekende patronen uit de vrouwenlijn die ons voorafgaat. Voor jou. Voor elkaar. Voor onszelf. Het schept verwarring, roept diepe emoties op. Tegelijk brengt het helderheid en fluistert het zachtjes vertrouwen in. Geen donker zonder licht. Alles is welkom. Jij bent welkom. Al jouw donker en licht.

Wat ben ik verdrietig. Dat niemand dit voorleefde voor mij. Dat ik mij zo vaak verward voelde als kind. Eenzaam. Onbegrepen. Ongelukkig. In een spreidstand tussen mijn vader en mijn moeder, tot ik scheurde vanbinnen. Het doet pijn om dit neer te schrijven, want het voelt als verraad – zelfs nu nog. Ik zie mijn ouders zó graag. Ik ben hen zó dankbaar. Ik ben zó blij met wat ze mij gaven. En tegelijk voel ik zó veel verdriet om wat ik bij hen heb gemist als kind. Om wat ze mij niet kónden geven, al weet ik zeker dat ze het zó graag wilden. Geen licht zonder donker. Dat is pijnlijk. Voor hen. Voor mij. Voor zoveel mensen in de wereld.

Wat ben ik blij. Met het pad dat ik bewandel. Al blijft mijn hiel soms stevig steken in de zuigende modder. Al prikt de vuile drek vaak in mijn gezicht. Al doet mijn lijf soms pijn van netels en doornen kappen langs overwoekerde wegen. Al heb ik af en toe rust nodig. Voeding. Een gids. Ik ben en blijf onderweg. Naar mezelf. Naar jou. Naar elkaar. In een bos waardoor ik de bomen soms niet zie. Maar waar de zon glinsters strooit onderweg. Stralen die dansen door de kruin van een boom. Lichtbundels die lezen als ongrijpbare poëzie. Een warme inspiratiebron om mij aan op te laden.

Wat ben ik een beetje van alles door elkaar. En dat is oké – zeg ik vooral tegen mezelf. Want weet je, ik doe mijn ploeterende best.

Soms zal dat genoeg zijn. Soms niet.
Maar al-tijd. Altijd zal ik er voor jou zijn.
In licht en donker. Als licht in het donker.

Liefs
Je moeke

2 thoughts on “Brief aan mijn ongeboren dochter

  1. Wat een prachtige brief aan je dochter, Rien, wat doe je dat goed. Je verwoordt wat ik alleen maar kon bedenken. Wees gerust, ook voor je dochter word je die zeer bewuste, liefdevolle moeke, die je al voor je zonen bent. Ik wens je nog heel veel zwangerschapsgenot en een voorspoedige, gelukkige bevalling!

    Zeer hartelijke groeten,

    Tante Hilde


    Like

Plaats een reactie